Met de uitgave van dit boek, is het de eerste keer dat er een overzicht is gemaakt van de libellenfauna van Oostenrijk. Het resultaat mag er wezen! Een lijvig boekwerk van bijna 350 pagina’s, volledig in kleur en gedrukt op zwaar papier. Het boek is een derde uitgave in een serie over de fauna van Oostenrijk. Het eerste deel kwam uit in 1993 (broedvogels) en het tweede deel in 2001 (amfibieën en reptielen). Met deze uitgave uit 2006 is dus ook een begin gemaakt met een overzicht van een groep van ongewervelden. Het boek heeft een gebruikelijke indeling die we van atlassen gewend zijn. Naast een uitgebreid hoofdstuk over de biologie en ecologie van libellen, volgt informatie over de gebruikte dataset en databewerkingen. Het grootste deel van het boek wordt vanzelfsprekend ingenomen door de soortbesprekingen die meestal twee, maar soms ook drie of vier pagina’s beslaan. Bij de soortbesprekingen is een duidelijk verspreidingskaartje meegegeven, meerdere kleurenfoto’s, waaronder standaard een leefgebiedplaatje en is behalve de vliegtijd, ook de uitsluiptijd van de larven grafisch weergegeven. Wat je van een land met grote hoogteverschillen mag verwachten, is dat bij elke soort ook een diagram waarin de hoogte boven zeeniveau van de waarnemingen is aangegeven wordt gepresenteerd. In totaal worden 77 soorten besproken en het zal geen verrassing zijn dat bijna alle in Nederland vastgestelde soorten ook een plekje in dit boek hebben gekregen. Alleen de Donkere waterjuffer (Coenagrion armatum) en de Bronslibel (Oxygastra curtisii) ontbreken. Daarmee is de relevantie voor Nederlandse lezers gelijk helder en het is leuk om de verschillen tussen de beide landen geïllustreerd te zien. Als eerste is er natuurlijk het verschil dat een flink deel van Oostenrijk uit alpiene milieus bestaat en de bijbehorende libellen hebben ook allemaal hun plekje in deze atlas. Maar er zijn ook minder voor de hand liggende verschillen.