Het verspreidingsbeeld van de Roek in januari blijkt vrij goed bekend en constant te zijn (zie ook van Dijk 6i van Os 1982 en Winters 1985). De Veenkoloniën herbergen lagere aantallen Roeken en de zwaartepunten in de verspreiding komen grotendeels overeen met de januarl-verspreidlng van 1977 en 1983. De hoogste dichtheden vinden we in gebieden waar tevens de broedkolonies liggen. De getelde aantallen in 1986 liggen veel lager dan in 1983 en 1984. Ongunstige telomstandigheden kunnen hier debet aan zijn. De maximale aantallen per atlasblok liggen in 1986 bijvoorbeeld ook lager dan in 1983 en 1984. Deze aantallen waren respectievelijk: 750, 907 en 932 ex. De landelijke gegevens van de PTT-tellingen (CBS/SOVON 1987) wijzen op geringe schommelingen. In tabel 1 staat de groepgrootte aangegeven over de Jaren 1983, 1984 en 1986. De verschillen zijn niet groot. Verdere uitsplitsing (tabel 2) van de aantallen in 1986 leerde dat het aantal solitaire Roeken 10% bedroeg. Meestal waren dit overvliegende exemplaren.