Een jaar na het eerste broedgeval van de Kraanvogel sinds eeuwen bracht de ontdekker ervan een rapport uit. Wat voor de meeste vogelaars (gelukkig) alleen vanaf de kersverse uitkijktoren was te bewonderen heeft Feenstra van aanmerkelijk dichter bij meegemaakt, getuige de vele foto’s op vrijwel ontoegankelijke plaatsen in het veen. Het resultaat is een fraai rapport met vele veldbelevenisssen die de lezer deelgenoot maken van het bijzondere feit. In het rapport is niet alleen aandacht voor het broedgeval zelf, maar wordt ook ingegaan op hydrologische ingrepen in het Fochteloërveen, overwinterende en doortrekkende Kraanvogels (eerste overzomeraars in 1997 met vanaf 1999 een toename van pleisterende vogels in herfst, winter en voorjaar), foerageergedrag (in januari t/m april voornamelijk op gras en maisland, mei t/ m juli op het veen en vanaf augustus veelal op graan-, mais-, aardappelakkers en grasland). Voedsel op het veen bestond vooral uit kleinere prooien (insecten als libellen, vlinders, sprinkanen, spinnen e.d,), maar ook Amerikaanse blauwe bes, Levendbarende hagedissen, kikkers en slangen. Ook in 1999 en 2000 werd balst en paarvorming waargenomen, deze hebben mogelijk als gevolg van werkzaamheden in het terrein niet tot een broepoging geleidt. De MKZ-crisis, met bijbehorende afsluiting van wegen en paden zorgden uiteindelijk voor de voldoende en welverdiende rust. Uiteindelijk produceerde de Kraanvogel 1 ei waaruit waarschijnlijk op 8 mei een kuiken tevoorschijn kwam. Het leven van dit kuiken wordt tot met het uitvliegen uitvoerig besproken. Het rapport eindigd met een klemmend beroep op de beheerder van het gebied (Vereniging Natuurmonumenten) om af te zien van een nog verdere recreatieve exploitatie van het Fochteloërveen en randzone. Ten aanzien hiervan is een apparte bijlage opgenomen waarbij de 5 belangrijkste toekomstige knelpunten aan de orde komen.