De mogelijke invloeden van visserijactiviteiten op zeevogels zijn velerlei. De onttrekking van bepaalde vissoorten door de visserij kan leiden tot een verschuiving in soort- en groottesamenstelling van de aanwezige vispopulaties. Als de onttrekking betrekking heeft op dezelfde soorten en grootteklassen als die door de vogels als prooien worden benut, zal de invloed negatief zijn. In de Duitse Bocht lijkt het echter eerder zo, dat de overbevissing van grote roofvis een verschuiving ten gunste van de kleinere soorten tot gevolg heeft gehad, waar zeevogels van kunnen hebben geprofiteerd. Een ander belangrijk voordeel dat zeevogels (met name meeuwen, Noordse Stormvogels en Jan van Genten) van visserij kunnen hebben is het fourageren op overboord gezet visafval en bijvangsten. In de Duitse Bocht wordt de verspreiding van de grote meeuwesoorten vrijwel geheel bepaald door de verspreiding van vissende schepen. Noordse Stormvogels zijn in dit gebied schaars. Waarnemingen op zee leidden tot de schatting dat 38% van alle bijvangsten aan platvis en 88% van de bijvangsten aan rondvis benut worden door Zilvermeeuwen en Grote en Kleine Mantelmeeuwen. Van rondvis werden alle grootteklassen gegeten, terwijl van platvis de grotere exemplaren werden geweigerd. De meeuwen in dit deel van de Noordzee lijken zeer afhankelijk van de visserij. Na enkele stormachtige dagen waarbij niet gevist kan worden, vertonen ze tekenen van uitputting door voedselgebrek. Tenslotte wordt nog kort aangegeven dat verstoring door de vissende schepen met name voor zwemmende zeevogelsoorten als duikers en zeeënden een negatieve invloed kan hebben.