Op 6 augustus 1992 overleed op 87 jarige leeftijd Gideon Kruseman. Veel huidige sprinkhaanliefhebbers zullen zijn naam alleen kennen van het boek “De krekels en sprinkhanen in de Benelux” dat hij gezamenlijk met Thijs Duijm geschreven heeft, of van de Wetenschappelijke Mededeling van de K.N.N.V. “De kakkerlakken en bidsprinkhanen – Dictyoptera – uit de landen van de Benelux”. Met het aanhalen van deze twee werken komt de betekenis van Kruseman voor de orthopterologie in Nederland echter geheel niet tot zijn recht. Kruseman was een enorme allrounder. Hij had niet alleen kennis over de gehele biologie maar ook over bijvoorbeeld klimatologie en geologie. Zo vond hij het jammer dat het huidige middelbare onderwijs zo weinig geografie bevatte, want alleen daarmee konden allerlei verspreidingspatronen verklaard worden. Ook verminderde aandacht voor Frans en Duits gingen hem aan het hart; hoe kon de toekomstige bioloog nu nog, vaak oude maar evenzeer relevante, literatuur bestuderen? Ook binnen de biologie was Kruseman een allrounder. Hij had naast een enorme kennis van insekten ook een grote interesse voor en kennis van botanie. In de jaren dertig maakte hij de eerste vegetatie-opnamen van akkers (dankzij de daarna snel ingezette landbouwhervormingen waren dat ook meteen de laatste). Het belang van het combineren van kennis van verschillende vakgebieden kon hij niet vaak genoeg onderstrepen. Met die visie was hij zijn tijd ver vooruit. Ook binnen de entomologie was Kruseman bepaald niet “monofaag”. Zijn proefschrift was een eerste publicatie uit een hele reeks over een groep muggen (Tendipedidae). Zijn grote specialisatie van de jaren daarna werd gevormd door de hommels, maar er zijn maar weinig insektenorden waarover hij nooit iets geschreven heeft.