Tijdens een inventarisatie van dagvlinders en sprinkhanen op enkele dijken in het westen van Noord-Brabant werd op 18 augustus 1993 een kleine populatie rietsprinkhanen (Conocephalus dorsalis) gevonden. De dieren bevonden zich in een begroeide sloot ten noordwesten van Steenbergen. Het was opvallend dat één mannetje een harder geluid maakte vergeleken met sjirpende soortgenoten. Dit mannetje begon na verstoring steeds vrij snel opnieuw te zingen en was dan door het hardere geluid telkens vrij eenvoudig te localiseren. Het betrof een macropteer (langvleugelig) individu en omdat het zuidelijk spitskopje (C. discolor) tot de mogelijkheden behoorde werd het verzameld. Uiteindelijk werd met behulp van de determinatiesleutel in Marshall & Haes (1988) het beest toch gedetermineerd als een ‘gewone’ langvleugelige rietsprinkhaan.