Vooral bij de doornsprinkhanen (Tetrigidae) lijkt het aantal niet opgeloste vragen omtrent de ecologie en verspreiding groter dan het aantal opgeloste problemen. Ze plaatsen de inventarisanten steeds opnieuw voor verrassingen door op de meest onverwachte plaatsen op te duiken. Zo vond Wieringa (1991) grote populaties zanddoorntjes (Tetrix ceperoi) op plaatsen waar zij een jaar eerder nog ontbraken. Verder blijkt pas recent dat in ieder geval macropronotale individuen van het zanddoorntje en het zeggedoorntje (T. subulata) goed kunnen vliegen (Kleukers, 1993). Om het vliegvermogen en het massale voorkomen van het zanddoorntje en het zeggedoorntje beter te begrijpen zijn de volgende waarnemingen van ‘verdwaalde’ exemplaren van deze soorten wellicht van belang. – Tijdens een inventarisatie van sprinkhanen en dagvlinders op enkele dijken in het westen van Noord-Brabant werd op 17 augustus 1993 een zanddoorntje gevonden. Het individu bevond zich op een door rundvee begraasde dijk vlakbij Dinteloord. Ondanks intensief zoeken op deze plek werden geen andere exemplaren gevonden. Een populatie leek dus niet aanwezig. Ook op vergelijkbare plaatsen in het gebied werden tijdens de vier volgende velddagen in augustus geen zanddoomtjes gevonden.