Op 31 juli 1995 had ik samen met Tieneke de Groot enige tijd in de Amsterdamse Waterleidingduinen (de AWD, ten zuiden van Zandvoort) naar libellen gekeken. Aan het einde van de middag van deze tropisch hete dag met oosten wind besloten we nog even te gaan zwemmen en afkoelen in de zee. Het werd het strand bij paal 69. Langs het paadje naar het strand op de laatste duintop zag ik één Sympetrum zitten. De dacht nog: ’nu even geen libellen’, maar het voornemen om even rustig te gaan zwemmen was tevergeefs: toen we in zee lagen bleken er om de zoveel tijd Sympetrum's op een halve meter hoogte recht uit zee het strand op te vliegen. Ze vlogen regelmatig zo vlak over ons hoofd dat er niet aan viel te ontkomen dat we bij sommigen duidelijk grote gele basisvlekken aan de vleugelbasis zagen: een deel van de deze dieren was Sympetrum flaveolum. We waren omstreeks 17.00 bij de zee aangekomen en in het eerste half uur telde we 10 uit zee komende individuen, waarvan minstens zes Sympetrwn flaveolum ’s. Toen zagen we tot 17.40 geen dieren meer, maar in vijf daarop volgende minuten zagen we vijf individuen, waarvan met zekerheid vier S. flaveolum i’s. Om 17.50 zagen we het laatste van boven zee aanvliegende exemplaar: een Sympetrum spec. In de tijd dat we op het strand lagen zagen we de dieren tegen het duin opvliegen. Een enkele exemplaar bleef tegen het duin aan zitten, ondermeer een vrouwtje Sympetrum flaveolum. Verder zagen we één Sympetrum spec. laag over het strand naar het NNO vliegen. In deze zelfde periode waren op het strand en boven de zee niet alleen libellen aanwezig. Van de dagpauwoog zagen we minstens 25 individuen en van de Atalanta één, die min of meer het zelfde gedrag hadden als de Sympetrum's. Ook waren er zweefvliegen aanwezig. Het meest merkwaardig daarbij was een Metasyrphus corrolae die – tijdens het zwemmen voor mijn neus – op het zeewater landde, daar een halve minuut op bleef staan en daarna gewoon weer opvloog.