Door medewerkers van de WRNON werd in 1991 in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel ruim 55.000 ha grondig geïnventariseerd op de aanwezigheid van roofvogels. Er werden flink wat gegevens verzameld over broedbiologie en vervolging. De havik blijkt in het onderzoeksgebied al jaren stabiel. Het broedsucces van buizerd en torenvalk was afgelopen seizoen duidelijk minder, doordat in vergelijking met 1990, kleinere broedsels werden grootbracht. Dit laatste is voor een belangrijk deel te wijten aan de lage muizenstand van het afgelopen jaar (minder muizen = minder voedsel = minder torenvalken en buizerden). Het aantal geringde bruine kiekendieven nam enorm toe (22 in 1990, 62 in 1991). Dit heeft niets te maken met een explosie aan kiekendieven in Noord-Nederland, maar met het feit dat de werkgroep in kiekendievenland Groningen steeds aktiever wordt. Ook de vondst van een groot aantal vergiftigde roofvogels is hierop terug te voeren. Het aantal geringde boomvalken daalde van 9 in 1990 naar 3 vorig jaar. De jaarlijkse achteruitgang van de boomvalk in de noordelijke provincies is dramatisch te noemen. Merkwaardigerwijze is de stand op de Veluwe al vele jaren stabiel. Een duidelijke oorzaak voor de achteruitgang in onze regionen kan niet worden gegeven, het blijft giswerk. De geringde wespendieven daarentegen namen toe van 4 in 1990 naar 8 in 1991.