De gewenste kleinschalige verschillen kunnen ontstaan door aangepast beheer. Het geschiktst is extensieve begrazing. Door de lage begrazingsdruk kan plaatselijk hogere vegetatie, ruigte en struweel ontstaan, terwijl andere delen juist zeer kort worden gehouden. Naast deze ruimtelijke verschillen treden ook verschillen in de tijd op. In de ruige vegetaties vinden de vlinders nektarplanten, in de onbegraasde tot matig begraasde delen zijn ge- schikte waardplanten voor de rupsen aanwezig en overgangen kunnen worden gebruikt als territoriumgrenzen en oriëntatiemogelijkheden in het landschap. Als een begrazingsbeheer niet gerealiseerd kan worden, verdient een gefaseerd maai beheer de voorkeur. Branden en plaggen van grasland zijn zeer ongunstig voor de vlinders en hun larvestadia en kunnen daarom beter niet worden toegepast.