Bij het bekijken van een topografische kaart proberen we ons al een voorstelling te maken van het landschap. De aanwezigheid van veel verschillende kleuren wijst op variatie in vegetatie: veel verschillende vakjes duidt op kleinschaligheid. Zoals Twente of de Achterhoek, maar dan wel tientallen jaren geleden, toen menselijke activiteiten en natuur nog evenwichtig harmonieerden. Het landschap als een lappendeken. Zo’n stukje kleinschalige ‘topografie’ treffen we aan op de onderzijde van de vleugels van het Landkaartje. Merkwaardig overigens dat vóór 1940 – toen de Nederlandse kaart nog grotendeels was ingekleurd volgens het patroon van die kleinschalige landkaarttopografie – het vlindertje zelf uiterst zeldzaam was in ons land. Pas na 1940 begon het Landkaartje in aantal toe te nemen en nu heeft hij de duinen en zelfs de Waddeneilanden bereikt. Kennelijk is de vlinder ook in staat grootschalige landschappen te overbruggen.