In de tuin zit op een blad van de uitgebloeide damastbloem een vrouwelijk exemplaar van een in Nederland zeer algemene standvlinder, het klein geaderd witje. Het beestje warmt zich met halfgeopende vleugels op in de prille ochtendzon. Een tafereeltje dat in het vliegseizoen niet ongewoon is. Een witje is echter maar zelden alleen en deze keer vormt hierop geen uitzondering. Van links komt een ander witje aanvliegen. Als het op ongeveer een meter het zonnende klein geaderd witje is genaderd, klapt de zonaanbidster de vleugels in. Het vliegende witje, een mannetje, vervolgt onverstoorbaar zijn weg.