Goud. Wie houdt er niet van, en wie wil niet 'gaan voor goud'? Sinds duizenden jaren gaan mensen heel ver, in meerdere opzichten, om hun gelukte beproeven in de jacht op goud. Niet al te ver stroomopwaarts de Marowijne, de rivier die Suriname scheidt van Frans-Guyana, roest in de mangrovejungle een rustende locomotief weg. De hoop oud ijzer is de schaduw van de droom van ene Howard A. 'Dad' Pedrick. Deze uitvinder en machinebouwer trok in 1899 naar Suriname, gelokt door berichten over goudklompen van vele kilo's. Hij pakte de zaken echt Amerikaans aan en startte in Oost-Suriname een enorm en peperduur project, inclusief de aanleg van een spoorlijntje. Twee jaar later alweer, keerde hij terug naar huis. Het verlies van de hele onderneming bedroeg tweeënhalf miljoen dollar en 'de levens van twintig blanken en een duizendtal negers'. De goud- en gelukzoeker zelf is later als machinefabrikant overigens nog goed terechtgekomen.