Na Suriname vaak voor andere liefhebberijen en bezigheden te hebben bezocht, zonder netje of macrolens, trok ik in maart van dit jaar, samen met Kees Verbeek, juist speciaal voor de vlinders naar Switi Sranan. Heerlijk Suriname, zoals Surinamers hun land liefdevol aanduiden. Wij genoten overzees vooral van de vlinders. Als je een beetje boft, kom je in het Surinaamse'bos', zoals de mensen daar hun jungle noemen, de politie tegen. Enkele tientallen meters bij je vandaan hoor je de powisi, de zwarte hokko, lang uithalen. Een soortement van grote kip, die zich nauwelijks laat zien maar zich terdege laat horen. Een luide en vaak herhaalde sirene gaat door het oerwoud. En dan flakkert ook nog, als een heus zwaailicht, een helblauwe, de zon weerspiegelende Morpho tussen de bomen, soms een heel stuk van het smalle bospaadje volgend. Misschien willen vogel en vlinder samen ons iets belangrijks duidelijk maken:"Alle mensen opgelet, hier is de natuurde baas." Het is hier inderdaad oppassen geblazen. In het woud raak je in een mum van tijd verdwaald, tal van beestjes hebben het op je onbeschermde Hollandse vel voorzien en ze infecteren je – als je pech hebt – met knokkelkoorts of iets anders. Vampiers komen hier in het echt voor, en waarom houdt onze Indiaanse gids opeens stil, vlak voor een liaan? Omdat hij in deze plantenstengel een gevaarlijke liaanslang heeft herkend. Het herinnert ons ter plekke aan het verhaal van een Surinaamse natuuronderzoeker die enkele jaren geleden tijdens het fotograferen van een vlinder werd gebeten door een soort adder en die beet met de dood moest bekopen. Later blijkt deze geschiedenis overigens onjuist. Het verhaal dat enkele soorten zwaar behaarde rupsen dermate giftig zijn dat aanraking levensgevaarlijk is, nemen we vooralsnog wel aan als waar.