In de winter zie ik geen vlinders in mijn tuin. Maar misschien zit er wel een. Ergens verstopt tussen planten of stapels bloempotten. En dan heb ik het niet over de wintervlinder. Nee, het gaat over de citroenvlinder, een van de weinige dagvlinders die buiten in de tuin onze koude winters kunnen overleven. Het citroentje heeft namelijk een soort antivries door de aderen stromen, dat ervoor zorgt dat het niet doodvriest. Heel ingenieus bedacht door moeder natuur. Zodra de temperatuur in het voorjaar gaat stijgen, wordt de vlinder weer actief. Het leven van een citroenvlinder begint en eindigt in de vroege zomer, als de vuilboom bloeit. Als enige inheemse vlinder kan hij wel twaalf maanden oud worden. De vlinder zet haar eitjes af op een bloeiende vuilboom, waarna ze sterft. Na een korte periode komen er kleine rupsen uit de eitjes. Ze eten hun buik vol aan de bloemknoppen en het blad. Zolang ze klein zijn, vallen ze niet op. Maar als ze groter worden, moeten ze uitkijken voor vogels. Gelukkig zijn ze meesters in camouflage: ze nemen de groene kleur aan van hun voedselplant en op het blad blijven ze zoveel mogelijk op de hoofdnerf. Zo vormen de rupsen een eenheid met het blad en vallen ze niet op.