Verschietende sterren. — De bekende Augustus-periode is dit jaar buitengewoon schitterend geweest, waarvan ieder heeft kunnen getuigen, die zich op den 10den dier maand des avonds in de open lucht bevond. De verschietende sterren volgden elkander toen aan den hemel op met tusschentijden van slechts weinige seconden. Dit en eene mededeeling van HEIS hierover aan de Fransche akademie heeft aan FAYE aanleiding gegeven om in hare zitting van den 21sten September j.l. dit onderwerp nader ter sprake te brengen. Hij heeft aangetoond, dat, indien men de Chinésche slerrekundige waarnemingen raadpleegt en daarbij de processie in rekening brengt, waardoor de tijd van het verschijnsel allengs later en later wordt, men dat jaarlijksche verschijnsel van een buitengewoon groot getal verschietende sterren over meer dan duizend jaren volgen kan. Het heeft telkens plaats, wanneer de aarde zich op ongeveer 318º lengte in hare baan rondom de zon bevindt. In 830 viel zulks op den 27 Julij. Het Augustus-verschijnsel kan derhalve slechts verklaard worden door het aannemen van een ring van asteroïden rondom de zon, welke op een bepaald tijdstip door de aarde doorsneden wordt. Anders is het met de overige periodieke verschijnselen, bepaaldelijk met die van November. FAYE toont aan, dat deze slechts zijne verklaring vindt in het bestaan van eenen asteroïden-ring rondom de aarde zelve. Deze asteroïden zijn als satelliten te beschouwen met eene zeer excentrische loopbaan. Daaruit verklaart zich, waarom het November-verschijnsel veel minder standvastig is, en waarom het zich op verschillende plaatsen der aarde ter zelfder tijd hoogst ongelijk vertoont. FAYE deed voorts opmerken, dat de tot hiertoe verrigle bepalingen der snelheid, waarmede zich de verschietende sterren bewegen, zeer weinig vertrouwen verdienen. Hij beveelt eene nieuwe methode aan, daarin bestaande, dat men niet de plaats dezer sterren zelve, maar die van de lichtstreep bepale, welke sommigen achter zich laten. Hij is van oordeel, dat zich zulke bepalingen door middel van eenen parallaktisch opgestelden en zeer gemakkelijk beweegbaren kijker zouden laten verrigten, en dat dergelijke bepalingen op twee van elkander verwijderde punten verrigt door waarnemers, die door een telegraaf elkander seinen kunnen doen toekomen, juistere uitkomsten zouden opleveren, inzonderheid wanneer zij niet in een klimaat als dat van Europa, maar in Mexico of in Peru werden gedaan. (l’Institut, 1863, p. 307).