Vóór eenige dagen ontving ik een bezoek van den heer Jhr. Mr. D. F. VAN ALPHEN, die mij een fleschje overhandigde, waarin metallisch kwikzilver was bevat, dat door hem tijdens een kort verblijf op Urk ontvangen was van den heer K. KOFFEMAN, hulponderwijzer aldaar. Daarbij was de volgende verklaring gevoegd: “Ik ondergeteekende verklaar bij deze, dat de inhoud van een fleschje t. w. eenige kwikzilverdeelen, in het bezit van Jhr. Mr. D. F. VAN ALPHEN, wonende te ’s Gravenhage, door mij gevonden is in de afhelling bij den Vuurtoren op het eiland Urk, nadat twee kinderen toevallig een paar korrels van dit kwikzilver — zonder natuurlijk te weten wat het was — op de genoemde hoogte al spelende gevonden hadden.”