Het gekleurde licht der planeten. — De heer MAXWELL HALL heeft de aandacht gevestigd op hot verschillend gekleurde licht der planeten, die zich buiten de loopbaan der aarde bevinden. Mars is roodachtig, Jupiter sterk oranje, Saturnus groenachtig geel, Uranus licht groen en Neptunus blauw. De laatste waarneming deed hij in November en December 1883, toen Neptunus door zijn stand daartoe de beste gelegenheid bood. Tevens bemerkte hij toen, door vergelijking met het licht van drie zich gelijktijdig in het gezichtsveld bevindende vaste sterren, dat het licht der planeet Neptunus periodieke verzwakkingen en versterkingen ondergaat, waarvan de maxima on de minima door eene periode van 7hur 55min 12sec. gescheiden zijn. Waarschijnlijk beantwoordt die periode aan die der asdraaiing der planeet. (Monthly Notices of the R. Astron. Soc. Vol. XLIV p. 257.) HG. Spectroskopisch onderzoek van de komeet PONS-BROOKES — De heeren N. V. KONKOLY en R. V. KÖVESLIGETHY hebben op bet observatorium O’Gyalla deze komeet, die zooals reeds is opgemerkt merkwaardige lichtveranderingen aanbood (Wet. Bijbl. 1883 bl. 73), van 29 December 1883 tot 20 Januari 1884 spectroskopisch onderzocht. Gelijktijdig werden in het chemisch laboratorium te Buda-Pest daarmede in verhand staande onderzoekingen gedaan. Er werden namelijk koolstofverbindingen van den vorm CmHn en COp spectroskopisch onderzocht. Bij elk gas kon nauwkeurig de druk worden aangegeven, waarbij de vorming van banden gelijk aan die van het kometenspectrum begint, als ook waarbij dit laatste ten volle door het gasspectrum werd teruggegeven. Deze drukking lag tusschen 40 millim. en 120 millim. Het schoonst en zuiverst vertoonde zich het kometenspectrum hij methan (C2H4). Ook aethan (C2H6) verwezenlijkt hij 90 millim. drukking geheel het kometenspectrum. zooals het zich vertoonde op 29 December en 1 Januari. De heer KÖVESLIGETHY leidt daaruit af dat de drukking waaronder de kometen hun licht geven vermoedelijk grooter is dan men gewoonlijk aanneemt. ( Astronomische Nachrichten No. 2579 en daaruit in Naturforscher, 1884 No. 20, p. 189). HG.