Is ons zout een voedings- en genotmiddel, is het een van beide of geen van beide? Allerminst wensch ik beschouwd te worden als een deskundige in deze, bekwaam om die vragen te beantwoorden; alleen wil ik mededeelen wat over dit onderwerp onlangs is geschreven en, naar bet mij voorkomt, ons aller belangstelling verdient. Eerst is een vegetariër aan ’t woord, de Heer WESTENDORP van Haarlem, in het tijdschrift: De Natuur in. Zeer conservatief is de mensch in het bereiden van zijn voedsel, hij doet dat nog bijna op gelijke wijze als in den ouden tijd; uit een min of meer grooten zoutpot verdwijnt de inhoud in korten tijd in de magen der huisgenooten, en men bedenkt niet op die wijze, bij kleine hoeveelheden te gelijk, een dosis vergift te hebben ingenomen. Sedert eeuwen gewend aan het gebruik daarvan, bemerkt ons doorpekeld lichaam niet, dat het op den verkeerden weg is. Zout gebruiken wij om ons eten zoogenaamd smakelijk te maken, maar de natuur-zelf zorgt, dat werkelijk geschikte voedingsstoffen er niet mede vermengd behoeven te worden; bovendien, om een voedingsmiddel goed te kunnen proeven, moet men het eten zonder zout. Dit benadeelt verder onze gezondheid, want de overmant van zout in ’t bloed moet daaruit door de nieren weer worden verwijderd. Zij onttrekken veel vocht aan ’t bloed, wij krijgen dorst en drinken veel water, en op die manier worden nieren en andere ingewanden met arbeid overladen en de werkelijk voedende stoffen verdund en minder krachtig gemaakt. Er ontstaan maag- en ingewandskwalen, die weer andere ziekeen, ongeneeslijk vaak, ten gevolge hebben. Dikwijls voegt zich ook het in het lichaam opgeloste zout weer tot kleine steentjes bijeen, te groot om door de afvoerbuizen het lichaam te verlaten, en veroorzaken dan graveel, een nameloos lijden, om niet te spreken van allerlei nieraandoeningen, die met dat onmatig drinken in verband staan.