Ruim een vierde van een eeuw is reeds voorbij gegaan, sedert CHRISTIAAN HUYGENS, de uitvinder der slingeruurwerken, zooals wij reeds in onze jeugd leerden, vereeuwigd werd door een gedenksteen voor hem en zijn niet minder beroemden vader CONSTANTINJ, in de Groote of St. Jacobskerk te ’s Gravenhage geplaatst. Dit feit wordt zeker niet eiken dag herdacht, en misschien zou het met ons, als met zoovelen zijn gegaan, omdat de wiskunstige wetenschap geheel buiten den weg onzer beschouwingen ligt, ware het niet dat een gelukkig toeval mij HUYGENS en zijne inventie, de slingeruurwerken, onder de aandacht had gebracht. Wat toch is het geval? Bij mijne aanhoudende en onvermoeide nasporingen in de Haagsche archieven, om de vorstelijke residentie in haar vroegeren staat volkomen te loeren kennen, stuit ik wol eens op enkele bijzonderheden omtrent feiten en personen, die niet door mij gezocht worden, maar die belangrijk genoeg zijn om af te schrijven en te verzamelen, ten minste te vrijwaren voor een weder inslapen in het stof der vergetelheid. Na al ’t geen er over CHR. HUYGENS is geschreven, waarbij vooral niet vergeten mag worden P. HARTING’s “CHRISTIAAN HUYGENS in zijn leven en werken geschetst”, in het Album der Natuur, 1868, bl. 33 ¹„ en bij de reeks van werken en geschriften die van zijn hand tot ons zijn gekomen, zal het zeker moeielijk zijn, iets nieuws te geven, en toch durven we vertrouwen, dat ’t geen we zonder eenige commentaren zullen mededeelen minder bekend is ¹. Het betreft eene quaestie van verschillende horlogemakers over eene inventie of andere toepassing van het slingeruurwerk, die mededinger van die van HUYGENS mag genoemd worden, en waaraan eene demonstratie is toegevoegd, die volkomen inzicht geeft over de punten van verschil en aanraking, die in beider inventiën vielen op te merken. De voorstanders der octrooien kunnen er tevens uit leeren, dat, mogen de octrooien oogenschijnlijk verkieslijk zijn, zij in wezen te over aanleiding geven tot allerlei lastige verschillen omtrent het al of niet navolgen of overnemen van beginselen, die in de uitvindingen van hen, die octrooien verkregen, hoofdzaak waren.