Het ontzaggelijke stroomgebied van de Amazone-rivier met hare talrijke bijvloeden, dat een aanzienlijk gedeelte van Zuid-Amerika omvat, heeft in de laatste jaren de aandacht der natuuronderzoekers in het bijzonder tot zich getrokken. Daar toch vertoont de natuur een rijkdom en kracht, zooals ze welligt nergens worden aangetrotfen. Die in dit betrekkelijk nog weinig bekend gebied binnendringt, kan reeds vooraf verzekerd zijn, dat hij een schat van onbekende voorwerpen uit de planten- en dierenwereld aan de beoefenaars der natuurwetenschap zal kunnen aanbieden. Drie Engelsche natuuronderzoekers hebben zich in de laatste jaren door hunne ontdekkingsreizen in deze oorden zeer verdienstelijk gemaakt. De botanicus RICHARD SPRUCE heeft volle vijftien jaren aan dezen arbeid toegewijd. In 1849 uit Engeland afgereisd, is hij langzaam van de monding der Amazone-rivier tot aan de bronnen aan de oostelijke afhelling der Peruaansche Andes doorgedrongen, heeft overal voorworpen verzameld en beschrijvingen gegeven van de rijke flora dier streken en een aantal kaarten van de bijvloeden geleverd, die voor de kennis van dit gedeelte onzer aarde van onschatbaar belang zijn. Daar zijne gezondheid eindelijk onder de moeijelijkheden van zijnen arbeid dreigde te bezwijken, keerde hij in 1864 naar Engeland terug. Wat hij nu en dan in het Londensche „Journal of botany” bekend maakte, is wel in staat om de allergewigtigste uitkomsten te doen verwachten, als hij eens de resultaten van zijne veeljarige onderzoekingen in haar geheel aan het publiek zal hebben medegedeeld;