Uitgestrekte wateren omgeven onze aarde en doorsnijden haar in alle rigtingen. Hunne oppervlakte wordt op drie-vierde deelen van het geheele bolvormige vlak onzer planeet begroot. Hunne grootste diepte, nog niet lang verleden op 15000 voeten gesteld, bedraagt volgens de laatste peilingen op sommige plaatsen van den Atlantischen Oceaan ongeveer drie malen zooveel, d. i. nagenoeg even zoo vele Ned. ellen of 15000 meters. 1) Dat vlak en die diepte, door verscheidene omstandigheden gewijzigd, vormen eene, in der daad verbazende waterkom, wier kubieke inhoud voor benaderende berekening niet geheel onvatbaar kan worden geacht. Maar wie zal ze tellen, de legioenen bewoners van zoo groot eenen plas? Hoe is het denkbaar, dat de mensch ooit kennis zal dragen van al de levende geheimen, die deze in zijne diepe kolken bevat? Een gedeelte slechts dier bewoners wordt door het Rijk der Visschen vertegenwoordigd. Door dit rijk voor de lezers van het Album in eenige bijzonderheden te schetsen, — waartoe mij onder andere, later te noemen werken, het voortreffelijk Handboek van Prof. J. van der Hoeven uitnemende diensten heeft bewezen, — hoop ik aan velen hunner eene genoegelijke herinnering aan bekende zaken te verschaffen, anderen eenige leering te geven. Leering, welke zelfs voor sommige schrijvers in onze dagen noodzakelijk is, wanneer zij niet willen vervallen in de grofste natuurkundige dwalingen. Leering, die onder anderen ook aan een Open brief-schrijver “over vleesch en visch,” in een Dagblad van voorleden jaar, wenschelijk zou zijn geweest en hem zou hebben behoed tegen het vertoon van wetenschappelijke naaktheid, dáár waar hij de “schorpioenen” (spinachtige dieren, welke zich bij voorkeur in het heete zand ophouden) te gelijk met de “krokodillen en alligators” (die kruipende dieren zijn, in moerassen en rivieren levende) onder de “zee-visschen” telt.