Wie maar eenigszins van den loop der natuurwetenschappen op de hoogte is, weet tal van voorbeelden te noemen, waaruit blijkt hoezeer deze de samenleving aan zich hebben verplicht. Hij wijst u op al die toepassingen van de electriciteit, die ons nu reeds onmisbaar geworden zijn, en die toch niet mogelijk geweest waren, zoo niet mannen van wetenschap, die zich om de eischen der praktijk volstrekt niet bekommerden, zich met de studie der electriciteit, alleen om hun kennis van de natuur te vermeerderen, hadden bezig gehouden. Hij maakt u opmerkzaam op de tallooze fraaie kleurstoffen, die tegenwoordig in de industrie een zoo groote spelen, en die men niet kennen zou, wanneer niet scheikundigen, door zuiver wetenschappelijken zin gedreven, zich beijverd hadden de aniline en daarmede verwante stoffen te bestudeeren. Hij noemt u de namen van een Pasteur, van een Donders, om u te doen beseffen hoeveel de praktijk aan het onderzoek der levende wezens, volgens de methoden der natuurkunde ondernomen door mannen die zich aanvankelijk slechts vermeerdering van hun kennis en hun begrijpen ten doel stelden, verschuldigd is. Met rechtmatigen trots wordt gewezen op de verdienste van de wetenschap, die nieuwe hulpmiddelen aan de samenleving verschaft heeft, hulpmiddelen, vroeger reeds door ruwe ervaring aan de hand gedaan, heeft doen begrijpen en tot ontwikkeling en verbetering gebracht. Maar het is noodig dien trots binnen betamelijke grenzen te houden. Er is in de natuur nog zooveel dat wij niet we en en niet begrijpen. In zoo menig opzicht hebben wij ons nog, in ons doen en laten, te gedragen naar hetgeen de ervaring ons voor goed doet houden, zonder dat wij onze gedragsljjn op afdoende gronden kunnen verdedigen en ons zelven en anderen verklaren. Zoo is het o. a. gesteld met de wijze waarop wij ons voeden.