Het geslacht Sarracenia of Sarracena werd gegrondvest door TOURNEFORT ( Institutiones Rei Herb., 1719), en dat wel ter eere van Dr. SARRASIN, die tegen het einde der 18de eeuw te-Quebec praktiseerde en de eerste was, die volledige exemplaren van de naar hem genoemde planten naar Europa overzond. SARRASIN was corresponderend lid der «Académie des Sciences” en stond in briefwisseling met TOURNEFORT. CHARLEVOIX , die hem op zijne reis naar Canada leerde kennen, spreekt over hem met den grootsten lof, zoo als blijken kan uit deze ontboezeming: «On est surpris de trouver dans une colonie un homme d’un mérite aussi universel, aussi habile dans la médecine, dans l’anatomie, dans la chirurgie et dans la botanique que Mr. SARRASIN, qui a l’esprit fort orné et ne se distingue pas moins dan le conseil supérieur, dont il est membre, que dans son habileté en tout ce qui est de sa profession.” Volgens KALM, die in het midden der 18de eeuw eeno reis naar Canada deed, overleed SARRSIN aan eene kwaadaardige koorts , opgedaan bij een bezoek der hospitalen te Quebec. Ofschoon het geslacht Sarracenia eerst tegen het einde dor 17de eeuw voor goed door TOURNEFORT gegrondvest werd, zoo kende men toch de bladen van eene zijner soorten reeds eene eeuw vroeger, hetgeen niet te verwonderen is, als men bedenkt, dat die organen, wegens hun zonderlingen vorm, steeds de aandacht trokken en door reizigers naar Europa herhaaldelijk waren medegebracht. In de «Adversaria” VAN DE L’ OBEL (1576) vindt men die bladen, hoewel dan ook onder den vreemden naam van » Thuris limpidi folium” , d. i. «Blad van den helderen balsem”, afgebeeld. Die naam werd dáárom door den beroemden kruidkundige gekozen, dewijl de bedoelde bladen in zijn tijd gebruikt werden om den balsem van verschillende Noord-Amerikaansche naaldboomen, en vooral dien van Abies balsamea, bij ons als Canada-balsem bekend, te bewaren en te verzenden. Na DE L’ OBEL werden de bladen van sommige Sarraceniaas door CLUSIUS (Historia plantarum rariorum, 1601) onder den naam van » Limonio congener” (d. i. «plant uit het geslacht der Limoniums”), en door C. BAUHINUS (1671) onder dien van » Limonium peregrinum foliis forma floris Aristolochiae” (d. i. «uitheemsche Limoniumplant met bladen gelijkende op de bloemen van Aristolochia”) beschreven , en dat wel om de overeenkomst in vorm uit te drukken , welke er tusschen hen en de bloemen der Aristolochiaas bestaat.