Een buitengewoon hevig en langdurig onweer ontlastte zich in den avond van 22 Augustus en in den daarop volgenden nacht boven deze stad en hare omstreken. Hadden wij in de laatste jaren verscheidene zware onweders hier gehad, zooals dat van 29 Juni 1897, waarbij 26,2 mM. regen viel, dat van 26 Juli 1896, met 28,1 mM. regen, of dat van 6 Augustus 1894, waarbij hagelsteenen vielen met een middellijn van 45 mM., zulk een prachtig en indrukwekkend natuurverschijnsel als het onweer van 22 Augustus is hier bij menschenheugenis niet voorgekomen en behoort ook tot de zeldzaamheden, in het bijzonder wat zijn buitengewoon langen duur betreft. Zulk een onweer verdient daarom een nadere beschouwing. Nadat hier te lande, en ook elders reeds verscheidene dagen helder, warm weêr geheerscht had, lag op 22 Augustus boven centraal-Europa een uitgebreid gebied van hooge luchtdrukking, waarvan de kern boven Oost-Duitschland zetelde, alwaar barometerstanden boven 770 mM. voorkwamen. Des morgens ten 8 ure strekt dit gebied van hooge drukking zich in westelijke richting tot de Britsehe eilanden uit, waar de isobare van 760 mM. van noord naar zuid verloopt, gaande over Sumburg Head (Shetland eilanden), Aberdeen, Holyhead en Scilly. Ten westen van deze lijn ligt een depressiegebied. De isobare van 765 mM. loopt langs de kust van Noorwegen en door de Noordzee naar den Helder, buigt zich daar om naar het zuidoosten, tot zij de Duitsch-Nederlandsohe grens bereikt, en loopt dan verder eerst in zuidelijke, later in zuidoostelijke richting naar het Alpengebied. Boven Frankrijk schijnt de luchtdrukking regelmatig verdeeld en lager te zijn, zoodat zich daar vermoedelijk een zwak minimum gevormd heeft. Evenzoo moet boven België een klein minimum liggen, waartoe de V-vormige uitbuiging der isobare van 765 mM. boven ons land behoort. Hiermede in overeenstemming zijn de windrichtingen in en om die gebieden. Hier te lande is de wind zuidelijk tot zuid-oostelijk en de hemel licht bewolkt. Een lichte, uit Zuid-West komende cirrus-bewolking, te ’s-Gravenhage zichtbaar, wijst er op, dat de depressie in het Westen haar invloed reeds in onze streken doet gelden of dat het kleine minimum boven België iets daarmede te maken heeft. Do minimum-temperatuur in den nacht bedroeg 15°.8 C. en om 8 uur ’s morgens wees de thermometer reeds 23°.2 C., zoodat dus een stijging der temperatuur van 7°.4 C. had plaats gehad. Niettegenstaande dezen weerstoestand verwachtte ik geen onweer.