Wij leven te midden van een luchtzee, waarvan de natuurkundige gesteldheid voor den inensch van het grootste gewicht is, omdat, naar gelang van den toestand, waarin de lucht verkeert, zij zoowel op de lichamelijke als op de gemoedsgesteldheid van den mensch verschillende uitwerking heeft. Zoo is, om slechts een paar voorbeelden te noemen, een lage temperatuur onaangenaam, dikwijls ook schadelijk, maar nog onaangenamer wordt koude, wanneer zij gepaard gaat mot harden wind of geringe vochtigheid van de lucht. Een andere keer is een zeer hooge temperatuur vrij gemakkelijk te verdragen, wanneer zij samengaat met een zekere droogte van de lucht, maar ondragelijk wordt zij wanneer de lucht bijna of geheel verzadigd is met waterdamp, zooals ik later zal aantoonen. Het behoeft ons daarom niet te verwonderen, als de menschen zooveel belangstellen in het weer, en al is somtijds een praatje over het weer de aanleiding tot een levendig gesprek, al is somtijds het weer een onderwerp, dat men uit gebrek aan stof bespreekt, toch is het altijd een onderwerp dat wij met voorliefde bespreken, omdat wij, in vele gevallen misschien onbewust, gevoelen dat het ten nauwste samenhangt met ons welzijn.