Reeds meermalen heeft het mij getroffen, dat in gesprekken, in dagbladartikelen, in tijdschriften, de algemeen heerschende meening wordt verkondigd, dat Nederland, wat betreft het weêr, tegenover andere landen, misdeeld is. Verre van deze meening met feiten te staven of hare juistheid door vergelijking van ons klimaat met de weêrsgesteldheid in andere deelen der aarde in het licht te stellen, vergenoegen de meeste menschen zich er mede, zonder nader onderzoek een oordeel uit te spreken, dat niet op een dengdelijken grond berust; men noemt het klimaat van Nederland niet minder dan ongezond, onaangenaam, uiterst ongestadig, ja zelfs streng, en men stelt het voor of de geleerden, die beweren, dat Nederland in de gematigde luchtstreek ligt, een onjuistheid hebben verkondigd. Wanneer ik heden de pen opneem om een onderwerp te behandelen, dat zoo weinig in den smaak valt als het in den titel genoemde, en wanneer ik mijn vrees, dat de lezers van dit tijdschrift de volgende bladzijden ongelezen overslaan, overwin, dan is dat, omdat ik eindelijk gevolg wil geven aan den lang gekoesterden wensch om het diep ingeworteld ongunstig oordeel over het klimaat van Nederland te bestrijden. Zonder dat ik het Nederlandsch klimaat beter of mooier zal noemen dan het inderdaad is, stel ik mij voor het te vergelijken met andere klimaten en dan aan de lezers het oordeel over te laten of zij de weêrsgesteldheid, de weêrsverschijnselen van ons land zouden willen ruilen tegen die van andere landen.