Ter gelegenheid van de 31ste vergadering der British Association for the advancement of Science, in het begin van September des vorigen jaars te Manchester gehouden, hield Prof. G. B. AIRY , Astronomer-Royal van Engeland, eene lezing over de zonsverduistering van 1860. Indien iemand, was hij voorzeker in staat om dáár dat onderwerp behandelen. Immers toch, behalve dat zijn naam in de sterrekunde genoeg bekend is, heeft hij meermalen de gelegenheid gehad, om zich met dit onderwerp onledig te houden, en bezit hij de gave, zich op eene gemakkelijke, verstaanbare wijze uit te drukken, en om ook meer ingewikkelde theoriën duidelijk en helder voor te stellen ; bij zijne groote kennis paart hij een, bij Engelschen zoo eigenaardigen, poulairen trant van voordragt. Eu zulks was hier ook noodig, waar hij voor een gezelschap van ruim 3000 menschen te spreken had , mannen en vrouwen, geleerden van verschillende rigting, en anderen, die door hunne belangstelling in de »Meeting” daarvan tijdelijk lid waren geworden. De groote Free-Trade-Hall, gebouwd ter herinnering aan de afschaffing der korenwetten, was naauwelijks toereikend om deze menschenmassa te bevatten; en toch was de spanning en de oplettendheid groot genoeg om de stilte te doen bewaren, hoezeer een groot deel der toehoorders op elkander gepropt moest blijven staan; die stilte was ook noodig, daar de stem van den spreker niet tot de sterkste behorde en soms moeite had het einde der zaal te bereiken. Aan het eene einde daarvan voerde een breede trap tot eene verhevenheid, aan het einde Waarvan een groot orgel de zaal slot, ter halver hoogte van de galerij, die rondom deze groote zaal loopt. Het orgel was met een groot scherm bedekt, waarop achttien reusachtige afbeeldingen (ieder ruim anderhalve el in het vierkant metende) van zoneclipsen waren bevestigd, drie van die in 1851, de overige van die in 1860; daaronder waren er drie van AIRY zelven, twee van WARREN DE LA RUE, verder van BRONOMI, OOM, PLANTAMOUR, WEEDON , GALTON, MURRAY, WEILER , FEARNLEY. Een, wel zes ellen lang, zeer ligt riet diende den spreker om ook op de bovenste afbeeldingen de bijzonderheden aan te wijzen, waarop hij opmerkzaam wilde maken. Vooraan op die verhevenheid stond verder een groot houten lunarium, ruim vier ellen lang, hebbende eene groote zon aan de eene zijde van het steunpunt, en aan de andere zijde eene kleine aarde met nog kleiner maan , waarvan de loopbaan, een hoepel, zich verplaatsen konde. Het geheel was zoo juist in evenwigt, dat het door den vinger gemakkelijk om het steunpunt konde bewogen worden, ten einde de verschillende standen aan het geheele publiek te kunnen vertoonen. Eene zwarte schijf, van ruim drie ellen doorsnede , stond daarnevens, beweegbaar voorbij een bord, waarop eene zon van juist dezelfde afmeting, met de corona en de vlammen, die het hoofdonderwerp der lezing zouden uitmaken. Eindelijk op de gallerij aan de andere zijde stond een zon-mikroskoop met elektrisch licht , om de photographische afbeeldingen der laatste zonsverduisteringen, vervaardigd door Prof. WARREN DE LA RUE en den Revd. c. PRITCHARD , vergroot over te brengen op een daartoe gereed gemaakt gedeelte van den wand, zoodat het geheele publiek ze konde zien en bewonderen, waartoe zij zeker ruimschoots aanleiding gaven. Deze mikroskoop werd bestuurd door Prof. TYNDALL, ook toen zij gebruikt werd voor de straks te vermelden proef met gepolariseerd licht.