Het is aan ieder bekend welk eene buitengewoon hooge vlucht in onze eeuw de stoommachine genomen heeft, en het valt ons zelfs moeielijk ons voor te stellen hoe onze voorouders het zonder die beweegkracht stelden. Weinige uitvindingen toch hebben een zoo algeheelen omkeer in de maatschappelijke toestanden veroorzaakt, als die van den stoom als beweegkracht. Fabrieken zijn als paddestoelen uit den grond verrezen; spoorwegen doorkruisen de beschaafde staten zoo te zoggen in alle richtingen, en zeeën zoowel als rivieren zijn als met stoomschepen overdekt. De eerste machines bezaten eene betrekkelijk geringe kracht; tegenwoordig echter maakt men ze van duizend, twaalfhonderd paardekrachten, ja zelfs nog veel krachtiger, en theoretisch behoeft men zich te dien aanzien geen grens te stellen. En toch voldoet de stoommachine in vele gevallen niet. Voor de kleine industrie is het bezit eener zoodanige machine meestal een onbereikbaar ideaal, en dat wel om verschillende redenen. In de eerste plaats toch neemt eene stoommachine met haar vuurhaard en ketel eene vrij belangrijke ruimte in, waardoor het velen, die geen ruime woning hebben, reeds onmogelijk gemaakt wordt er gebruik van te maken. Maar ook de onkosten van aanschaffing en onderhoud zijn betrekkelijk zeer groot, vooral daar een belangrijk gedeelte van de warmte verloren gaat en slechts een veel kleiner gedeelte nuttig effect heeft. Al deze bezwaren, en nog vele andere, deden dan ook de worktuigkundigen horbaaldelijk pogingen aanwenden tot het vervaardigen van eene machine die aan die bezwaren te gemoet moest komen. Somwijlen scheen het zelfs alsof het vraagstuk opgelost was, maar weinig tijds later bleek het, dat de berichten overdreven waren geweest, of wel, dat de uitgevonden machine praktisch onbruikbaar was door haar te samengesteld mechanismus, of door kostbaarheid in aanschaffing en gebruik. Zoo word reeds in 1862 eene machine uitgevonden door LENOIR, waarvan men zich gouden bergen beloofde, maar toen uit de onpartijdige onderzoekingen van den Franschen Ingenieur TRESCA bleek, dat eene gasmachine van LENOIR van ruim een halve paardekracht, per uur ruim drie kub. Meter lichtgas verbruikt, kwam men tot het besef, dat de praktijk door de uitvinding van die machine weinig gebaat zou worden. Toch maakten zij, die zich toelegden op het uitdenken van zulke werktuigen, zich hoogst verdienstelijk, daar zij als ’t ware den weg baanden voor anderen die het ingeslagen spoor konden volgen en zich daarbij wachten voor de klippen waarop deze gestooten en vergaan waren. Wij denken daarom met dankbaarheid aan mannen als LENOIR, ERICSSON, LANGEN en OTTO, STENDBERG, HUGON, LEHMANN en anderen, die zich met de meeste volharding hebben toegelegd op de oplossing van een vraagstuk, dat inderdaad van meer belang is dan men oppervlakkig wel zou meenen. Reeds sedert lang had men begrepen, dat de stoommachine hier geen dienst kon doen, en dat zij dus door eenig ander werktuig moest vervangen worden, waardoor men alle bezwaren, die zich tegen den bouw van kleine stoomwerktuigen voordoen, en waarvan wij de voornaamste reeds boven in herinnering brachten, kon vermijden. In stede van stoom besloot men dus verwarmde lucht als motor te bezigen; van daar dat alle machines die naar dit principe zijn samengesteld den naam hebben verkregen van Calorische machines, onder welken naam men dus die machines verstaat waarbij eene zekere hoeveelheid lucht door eene constante warmtebron wordt verhit, terwijl men den naam van gasmachincs geeft aan die werktuigen, bij welke de beweegkracht door regelmatig plaats vindende ontploffingen wordt opgewekt, gelijk dit, behalve bij de reeds genoemde LENOiRsche machine, ook plaats vindt bij eene petroleum-machine, die eenigen tijd geleden te Weenen werd uitgevonden, doch die, hoe vernuftig ook samengesteld, niet aan het doel beantwoordt, omdat de kosten van daarstelling en onderhoud te hoog zijn en het mechanismus te ingewikkeld is. Deze zelfde bezwaren gelden ook van vele calorische machines, gelijk van die van ERICSSON. De behandeling van dergelijke werktuigen kan daarenboven uit den aard der zaak ook bezwaarlijk aan onkundigen worden toevortrouwd, waardoor het gebruik er van natuurlijk aanmerkelijk beperkt wordt.