In sommige tijdschritten vindt men van tijd tot tijd, doorgaans onder de afdeeling »Allerlei”, een rubriek, getiteld »Graphologie” of iets dergelijks. Deze bevat dan facsimile’s van handschriften met de aanduiding van het karakter der schrijvers. Het zou mij niet verwonderen, als menigeen onder de lezers dier tijdschriften gewoon was die rubriek minachtend over te slaan, met de gedachte: die handschriftenbeoordeeling staat vrij wel op één lijn met de chiromantie, de kunst om uit de lijnen van de hand iemands toekomst te voorspellen of met het horoscooptrekken, waarbij men hetzelfde doet uit den stand der sterren bij iemands geboorte. Alles middeleeuwsche hersenschimmen, tegenwoordig afgedaald tot boerenbedrog! Niet allen echter denken zoo. Er zijn er, en daaronder mannen van zeer goede wetenschappelijke reputatie, die met de graphologie hoog loopen. Zoo onder anderen PREYER, vroeger professor in de physiologic te Jena, die onlangs een werk deed verschijnen, getiteld: Zur Psychologie des Schreibens, mit besonderer Rücksicht auf individuelle Verschiedenheiten der Handschriften. In dat boek tracht hij de graphologie op wetenschappelijke grondslagen te vestigen. Vooreerst komt hij door de studie van talrijke handschriften van bekende personen tot graphologische regels: deze of die eigenaardigheid van het handschrift wijst op deze of die karaktertrek. Maar bovendien tracht hij de vraag te beantwoorden: waarom moet iemand met zulk een karakter zoo schrijven? Eerst door dat antwoord wordt de empirische regel wetenschappelijke theorie.