Dat de geneeskundige wetenschap behoort te worden gerangschikt onder de natuurwetenschappen, is eene zaak, die aan geene bedenking onderhevig is. Want al is het ook niet waar, wat sommigen schijnen te meenen, dat de eenige grondslagen dier wetenschap diegene zijn, welke haar de ontleedkunde (normale en pathologische) en de physiologie, in verband met natuur- en scheikunde, in staat zijn te leveren, en al bezit zij wel degelijk een haar geheel eigen veld van onderzoek, den levenden zieken mensch, dat zij exploiteert, en dat haar resultaten levert, die in zeer vele gevallen voor ’t oogenblik nog niet in het raam der zoo even genoemde natuurwetenschappen te passen en door deze te verklaren zijn, — gelijk trouwens zoo vele uitkomsten van waarneming en onderzoek op het gebied van de overige zoogenaamde exacte wetenschappen nog slechts tot de categorie van onverklaarde verschijnselen behooren, — zoo zijn toch èn haar onderwerp, èn de methode die zij volgt om door waarnemen en de beredeneering van het waargenomene tot zekerheid te komen, van denzelfden aard als die der overige biologische wetenschappen. De langs empirischen weg, door waarneming, proefneming en logische gevolgtrekking verkregen kennis is óók wetenschap, al is het verband tusschen de feiten, die den inhoud dier kennis uitmaken, en diegene, waarvan men zich reeds rekenschap kan geven of meent te kunnen geven, nog niet zoo duidelijk, — ’t geen natuurlijk niet wegneemt dat men in die zuiver empirische kennis niet mag blijven berusten, maar er naar streven moet om de feiten, die haar onderwerp zijn, in verband te brengen met andere, d.i. te verklaren. Een der onderwerpen van de geneeskunde, waarbij het streven meer en meer duidelijk wordt om uit de reeks der op zich zelf staande zuiver empirische feiten te treden en zich, althans gedeeltelijk, aan andere natuurwetenschappen aan te sluiten, is de leer der infectie.