Het vroegere landschap, thans de provincie Drenthe, is onder de gewesten van ons land wellicht dat, wat het minst algemeen bekend is en in het dagelijksch leven het minst genoemd wordt. Toch bezit het zeer voel belangrijks en treft men er veel aan, wat elders niet of niet in die mate wordt gevonden: — oude toestanden, die elders verdwenen zijn of waarvan men hier en daar nog slechts flauwe sporen vindt, — eigenaardigheden van land en volk, die de aandacht van den oudheid- en volkenkundige overwaardig zijn, en dat wel des te meer, omdat ook in Drenthe, evenals overal, alle oorspronkelijke, krachtig uitgedrukte individualiteit langzamerhand afgeslepen wordt, en het dus te voorzien is, dat die eigenaardigheden, bepaaldelijk die, welke volks-eigenaardigheden zijn, binnen een niet zeer lang tijdsverloop zullen verdwijnen. Drenthe bestaat nog voor een aanmerkelijk gedeelte uit ongecultiveerden heidegrond. Dit is eene van de bijzonderheden dier provincie, die wel ’t meest algemeen bekend is, maar tevens het minst uitlokt om met haar nadere kennis te maken. Ten onrechte evenwel. Want ook de heide, hoe eentoonig op den duur, bezit hare schoonheid, en oefent op ieder, die de natuur in hare oorspronkelijke, onveranderde gedaante lief heeft, een machtigen indruk uit. Wat daarentegen minder algemeen bekend is, is de liefelijke schoonheid van vele echt Drentsche dorpen, die, ieder van zijn “esch” of bouwakkers omgeven en door soms vrij zwaar geboomte overschaduwd, over het “veld” ¹ verstrooid liggen, en wier met riet gedekte boerenwoningen en stulpen op zoo schilderachtige wijze afwisselen met boomen en boomgroepen, dat men er zich niet over verwondert, dat vele landschapschilders dáárheen komen om bouwstoffen voor hunne kunstwerken te verzamelen.