Over kleurenblindheid, ook Daltonismus genaamd, is in de laatste jaren zooveel gezegd en geschreven, dat wij niet kunnen v erouderstellen, dat een lezer van ons Album daarvan niet eenig denkbeeld zou bezitten. Iedereen weet, meenen wij, dat kleurenblindheid boteekent die gesteldheid van het oog, waarbij sommige kleuren niet worden waargenomen, of liever, niet worden onderscheiden van zekere andere, en daarmede worden verward. Het meest in ’t oog loopende is de verwarring tusschen rood on groen. Bekend is het geval van een dorpskleermaker in Engeland, die een rooden soldatenrok, hem gegeven om een stuk in den elleboog te zetten, terugbracht met een groene lap voorzien, en die stijf en sterk bleef beweren, dat het ingezette stuk dezelfde kleur had als de rok. Het is de beroemde engelsche scheikundige JOHN DALTON, die het eerst op dit gebrek van het gezichtsvermogen de aandacht vestigde, en wel in eene voordracht, in 1794 in de Manchester Society gehouden (Extraordinary Facts relating to the Vision of Colours). Trouwens de ontdekking van dat gobiek had DALTON op zich zelven gedaan. Terwijl de meeste menschen zes (of zeven, wanneer men blauw en indigo voor twee rekent), kleuren in het zonnespectrum herkennen, zag hij er maar twee: geel en blauw, of, ten hoogste drie: geel, blauw en purper. Hij zag geen onderscheid tusschen groen en rood; de bovenvlakte van een laurierblad had voor hem dezelfde kleur als rood lak, en de benedenvlakte dier bladen was volgens hem in kleur volkomen gelijk aan de lichter gekleurde roode ouwels. Toen WHEWELL hem vroeg, waarmede hij zijn rooden doctorstabbaard vergeleek, wees hij op de bladeren der boomen in de nabijheid. Hij vond ongeveer twintig personen, behebd met hetzelfde gezichtsgebrek. De beroemde metaphysicus DUGALD STEWARD was er een van; hij kon alleen door het verschil in gedaante een bloodroode vrucht onderscheiden van de bladeren, waartusschen deze aan den boom hing. Op het vaste land gaf men aan dit gebrek eerst den naam van Daltonismus. De Engelschen verwierpen dien naam; men zon op die wijze, zeiden zij, stotteren Demosthenismus, een bochel Esopismus, het gemis van een arm Nelsonismus kunnen noemen, zoodat eindelijk de nakomelingschap beroemde mannen voornamelijk van den kant van hunne gebreken zou leeren kennen.