In den jaargang van 1878 van dit Album heb ik getracht de theorie van het ontstaan der infectieziekten door het indringen in de vochten des lichaams van zekere mikroskopische organismen, lagere zwammen, splijtzwammen, bacterien, uit een te zetten, en wel meer bepaaldelijk naar aanleiding van het toenmaals kort geleden uitgekomen werk van C. VON NäGELI. Maar terzelfder tijd, als in Duitschland VON NäGELI en anderen hunne onderzoekingen hieromtrent in ’t werk stelden, waren ook in Frankrijk eenige uitstekende natuurvorschers in dezelfde richting werkzaam, waaronder vooral DAVAINE, PASTEUR en TOUSSAINT te noemen zijn. NäGELI nam in zijn boek van den arbeid der fransche onderzoekers geen kennis; ’t kan zjjn dat hij dien niet kende, te meer, omdat de meest opzien barende mededeelingen van PASTEUR eerst in 1880 het licht zagen. Met dat al is het toch te verwonderen, dat door NäGELI in zijn werk de naam van PASTEUR geen enkele maal genoemd wordt, — de naam van den man, die, op het door anderen voor de zuiver chemische theorie VAN LIEBIG verlaten voetspoor van TURPIN en CAGNIARD DE LA TOUR, het ontstaan der gisting ten gevolge van de levenswerking van zekere mikroskopische organische wezens, gistzwammen, voor ’t eerst in helder licht heeft gesteld. De gistings-theorie van PASTEUR hangt toch ten allernauwste met de bacterien-theorie der infectieziekten te zamen, ja is eigenlijk een der eerste grondslagen daarvan geweest. — Aan den anderen kant wordt ook in de mededeelingen van de talrijke onderzoekingen van PASTEUR de arbeid van NäGELI volkomen geïgnoreerd. Trouwens nergens schijnt VON NäGELI’S boek zoo veel sensatie te hebben verwekt als in ons land, Duitschland zelf niet uitgesloten. ¹ Het schijnt mij toe niet van belang ontbloot te zijn om nu ook eens een blik te slaan op hetgeen de arbeid der fransche onderzoekers in dit opzicht heeft geleverd, en ik zal trachten daarvan een beknopt overzicht te leveren, voor zoover mij de bouwstoffen daarvoor ter beschikking staan.