Een onkel woord nog over dezen merkwaardigen man, van engelsche zijde afkomstig, moge hier eene plaats vinden. Ik ontleen dat aan een met zorg bewerkt opstel van G. WILSON, in leven hoogleeraar te Edinburg, over den beroemden ROBERT BOYLE. ¹ Na te hebben vermeld hoe door OTTO VON GUERICKE in 1654 de luchtpomp was uitgevonden, en hoe BOYLE door ’t geen hij daaromtrent vernam, aangespoord was geworden om door zekeren GREATOREX, en later in 1658 of 1659, met beter succes door HOOKE een dergeljjk werktuig te laten vervaardigen, voorts hoe BOYLE in 1677 wederom met hulp van HOOKE een betere luchtpomp samenstolde, bij welke onder anderen de bol- of peervormige ontvanger van het eerste, zeer primitieve werktuig vervangen was door een klokvormigen, geplaatst op een ijzeren plaat, gaat hij voort met te verhalen, hoe BOYLE, na zeven jaren lang niets meer aan “pneumatica” te hebben gedaan, in 1676 weder daaraan begon te denken, en door een bezoek van den vernuftigen en vindingrijken Franschman DENIS PAPIN er toe werd aangespoord om zijn onderzoek weer optevatten. “Deze PAPIN bekleedt,” zegt WILSON, “eene hooge, maar lang miskende plaats onder de uitvinders van de stoommachine, en wij zullen thans zien dat hij ook recht heeft op een hooge, maar evenzeer over ’t hoofd geziene plaats onder de uitvinders van de luchtpomp. PAPIN werd voor eenigen tijd adsistent van BOYLE, wiens minder goede gezondheid hem verhinderde zelf vele proefnemingen te verrichten. Eene nieuwe reeks van onderzoekingen word aangevangen, des te gereeder, omdat PAPIN een door hem zelven vervaardigde “pneumatische pomp” had medegebracht, die ten aanzien van de uitwerking de beide werktuigen van BOYLE achter zich liet.”