Te Stuttgart is kort geleden een boek over Suriname ( Surinam, sein Land, seine Natur, Bevölkerung und seine Kulturverhältnisse mit Bezug auf die Kolonisation) uitgegeven door AUGUST KAPPLER, een Duitscher, die meer dan 40 jaren in onderscheiden betrekkingen in Suriname heeft doorgebracht. Ofschoon de schrijver leek is op het gebied der natuurwetenschappen, bevat zijn boek, volgens den aankondiger er van in Humboldt (Mai 1887, S. 205), dr. VON BREITENBACH te Bonn, ettelijke belangwekkende bijzonderheden omtrent dieren en planten. Onder anderen nam hij waar dat eene soort van troepiaal of buidelspreeuw (Cassicus) hare nesten steeds bouwt vlak bij die van zekere wespensoorten (Polistes), en wel zoo nabij, dat de vogel bij het inen uitvliegen langs de wespennesten heenstrijkt. Terwijl nu deze vogels door de wespen niet lastig gevallen worden, lijden deze laatste wederkeerig niet van de overigens insektenetende troepialen. Maar de wespen vallen de vijanden dier vogels, wanneer zij de nesten van deze trachten te naderen, aan, en steken die onbarmhartig dood. Uit het verhaal der schrijvers blijkt niet welke wederkeerige diensten de wespen van de vogels ontvangen. Het maakt overigens een zonderlingen indruk, wanneer de aankondiger zijne mededeeling met deze woorden sluit: »Im ganzen stellt sich das Buch als ein beachtungswerter Beitrag zur Kenntniss eines Theiles von Südasien dar, welcher bisher ziemlich stark vernachlässigt was.” Van een franschen geleerde zou zoo iets verwacht kunnen worden, — maar van een duitschen ? ’t Kan echter een lapsus calami zijn.