Ten bewijze van des hoeren S.T.O. gepubliceerde meening, dat de ortolaan wijziging schijnt te brengen in zijne reisroute door Nederland, diene het volgende. In de maand April dezes jaars heb ik in mijnen tuin te Sneek eene vlucht ortolanen waargenomen; zij trokken in zuid-oostelijke richting; de tuin waarvan hier sprake is, ligt aan den buitenkant der stad Sneek. In noordelijke richting vandaar bevinden zich bouwgronden, op eenigen'afstand van Bolsward, ia zuid-oostelijke richting boekweit en roggevelden, onder de gemeente Gaasterland. Ook is het mij bekend, dat, reeds in het voorjaar van 1875, de vogelaars, waarvan de heer S.T.O. spreekt, in de omstreken van Zwolle en Dalfsen hun beroep hebben uitgeoefend, omdat ik die personen, op bun reis derwaarts, te Raalte heb gesproken, voorzien van dezelfde toestellen als door S.T.O., in de 7e aflevering van het Album der Natuur van 1876 worden vermeld.