Het is eene overoude, maar niettemin valsche, meening, dat de hemel zijne schatten voor allen verborgen houdt, die niet in de gelegenheid waren om zich met moeijelijke en veelomvattende voorbereidende kundigheden, en daarenboven met groote en kostbare hulpmiddelen toe te rusten. Ik heb, naar mijn vermogen en niet zonder goeden uitslag, deze meening bestreden, door met de daad aan te toonen, dat de belangrijkste uitkomsten, die de onderzoekingen der stcrrekundigen hebben opgeleverd, ook voor het algemeen toegankelijk zijn, door den gang dier onderzoekingen ook den in de wiskunde onbedreveuen aan te wijzen, en den oningewijden omtrent het wezen en den toestand der sterrekunde in te lichten. Was ik in sommige dier pogingen, met meer of minder gelukkige gevolgen, door anderen voorgegaan, vóór mij had men steeds eene van de belangrijkste wenschen, die de beminnaar van den hemel kan koesteren, ten eenenmale uit het oog verloren. Men had zich beijverd om het algemeen een denkbeeld van de ware toedragt en de grondoorzaken van de verschijnselen des hemels te geven, men had zeer talrijke merkwaardige voorwerpen des hemels uitvoerig beschreven en die beschrijving door afbeeldingen trachten op te klaren, maar ter naauwernood eenige pogingen aangewend, om hemel zelven voor het algemeen toegankelijk te maken, en hen, die er behagen in scheppen de merkwaardigste voorwerpen en verschijnselen des hemels met eigene oogen gade te slaan, den weg aan te wijzen, die hen naar dit doel kan leiden. Voor de belangen derzulken wenschende te zorgen, heb ik, in mijne Beschrijving en Afbeelding van den Sterrenhemel, niet alleen een groot aantal belangrijke voorwerpen beschreven en afgebeeld, maar, in het hemelplein aan dat werk toegevoegd, een hulpmiddel aangeboden, door hetwelk iedereen wordt in staat gesteld, om, met eene geringe oefening, vele dier voorwerpen zelf aan den hemel op te sporen en te vinden. Terwijl de bijzonderheden, welke sommige dier voorwerpen ter waarneming aanbieden, zich het best met het ongewapend oog laten gadeslaan, en andere voorwerpen van den hemel niet zonder behulp van eenen kijker in hun eigenlijk wezen kunnen worden waargenomen, heb ik het ook aan geene inlichtingen laten ontbreken, omtrent de hulpmiddelen, die men voor eene meer naauwkeurige beschouwing van de hemellichten kan wenschen of behoeven. Ik heb de inrigting der kijkers in zoo ver verklaard, als mij noodig scheen om iedereen tot hun doelmatig gebruik in staat te stellen, het vermogen der kijkers van verschillende prijzen aangewezen, en de werkplaatsen vermeld, aan welke thans de voortreffelijkste werktuigen van dien aard verkrijgbaar zijn. Mijne inlichtingen hebben zoo velen opgewekt om zich den hemel te ontsluiten, dat nu vermoedelijk in geen rijk van Europa zoo vele kijkers van een aanzienlijk vermogen worden gevonden, als in ons kleine Nederland, en het is mij eene bron van groote vreugde, dat vele mijner landgenooten in eene gemeenzaamheid met de kunstgewrochten der schepping een genoegen hebben gevonden, ver verheven boven dat, hetwelk de verachter van de natuur in ledigheid of in het kaartspel vinden kan. In de eerste ditgave mijner Beschrijving en Afbeelding van den Sterrenhemel, die in het jaar 184-5 verschenen is, heb ik hun, die geene vrij belangrijke uitgaven behoeven te ontzien, vooral eenen kijker uit het Optisch Instituut te München aanbevolen, die, zonder voet, hier te lande op ruim honderd guldens komt te staan. Het minst kostbare kijkertje, dat ik destijds voor de beschouwing der hemellichten durfde aanbevelen , was een zakkijker uit München , die hier te lande, zonder voet of stcrrekundige oogbuis, voor den prijs van veertig guldens kan worden verkregen. Ik had herhaaldelijk kleine kijkers van andere werkplaatsen onderzocht, maar telkens bevonden, dat zij, hoezeer gewoonlijk slechts weinig minder kostbaar, zeer aanmerkelijk in vermogen voor die uit München moesten onderdoen, en bij de gedachte, dat de genoemde zakkijker uit München nog met eene sterrekundige oogbuis en een voetje moest worden toegerust, om voor de beschouwing der hemellichten bruikbaar te zijn, was ik geenszins ingenomen met den prijs van het minste der hulpmiddelen voor eene meer naauwkeurige beschouwing der hemellichten, dat ik meende te kunnen aanbevelen.