Do moeijelijkheden dos levens, die door de stichting van de sterrewacht te Leiden voor mij aanmerkelijk zijn vergroot, hebben mij sedert jaren lust en gelegenheid onthouden om vrienden der wetenschap door het schrijven van populaire bijdragen eenige dienst te bewijzen. Niet dan met weêrzin en leedwezen kon ik weigeren mijne Geschiedenis der ontdekkingen van planeten voort te zetten of, in weerwil van herhaalden vriendelijken aandrang, iets te leveren voor het Album der Natuur, en waarlijk, wat do omstandigheden mij dwongen van mij zelven af te vergen, was toch reeds te veel voor menschelijke krachten. Hoezeer mij volstrekt geen uitzigt op eene betere toekomst is geopend, wil ik toch zoo menige vereereude opwekking niet langer onbeantwoord laten. Ik waag het alzoo mij weder op een veld te vertoonen, waar ik vroeger bij voorkeur werkzaam was en moge de verwoestende invloed van jaren en bezwaren zich, ook in mijn hernieuwd optreden, verraden, ik hoop toch, dat oude vrienden mij met eenig welgevallen weder op den ouden grond zullen ontmoeten. Er is naauwelijks een onderdeel der sterrekunde, dat ik in mijne talrijke populaire geschriften niet reeds heb aangeroerd, maar er is ook naauwelijks een onderdeel dier wetenschap, waaromtrent haar belangstellende vriend niet gaarne meer zal vernemen, dan ik tot nu toe kon mededeelen. Heeft men de stoffe voor eene populaire bijdrage aan de sterrekunde te ontkenen, zoo wordt do keuze bemoeijelijkt door de talrijkheid der belangrijke onderwerpen, die zich gelijktijdig opdringen en die talrijk blijven, ook dan, wanneer alle nieuwigheden worden uitgesloten, waarvan zich geene duurzame vruchten laten verwachten. Eene wetenschap als de sterrekunde, die sedert twee duizend jaren aanhoudend, ook door groote vernuften, werd beoefend; voor wier bevordering niets werd ontzien, wier onwrikbare grondslagen reeds voor een paar eeuwen werden gelegd, kan niet meer met snelheid vooruitgaan of dikwijls, door schitterende ontdekkingen, de algemeene aandacht tot zich trekken. De stemkunde wordt thans meer algemeen en met meer ernst beoefend, dan ooit te voren. Wij zien de uitstekendste wiskundigen van den tegenwoordigen tijd hunne krachten, bij voorkeur, aan de volmaking der theoretische sterrekunde wijden en onder de talrijke sterrewachten, die nu op de aarde bestaan, zijn er eenige, waar met eenen ijver wordt gearbeid, die bijen en mieren zoude kunnen beschamen. In weerwil van die gunsten, kunnen do groote doeleinden, waarnaar do tegenwoordige stemkunde moet streven, alleenlijk worden bereikt door veler vereenigde pogingen, gedurende tientallen van jaren of eeuwen voortgezet; maar die pogingen doen toch den menschelijken geest aanhoudend eene schrede tot de volkomenheid naderen en zij zijn waardig om door eiken beschaafde te worden gade geslagen, ook dan, wanneer hare vruchten nog niet tot de gewenschte rijpheid gekomen zijn. Ik wil de lezers van het Album der Natuur op eenige dier pogingen wijzen, en kies voor deze bijdrage: de onderzoekingen omtrent de afmetingen des zonnestelsels, die in de laatste jaren de sterrekundigen zeer in beweging hebben gebragt en onlangs tot eene verrassende beslissing leidden. Om bij de beschouwing van dit onderwerp algemeen te worden verstaan, zal ik mij eenige uitweidingen moeten veroorloven over zijne beteekenis en over de pogingen, die ook in vroegeren tijd voor hetzelfde doel zijn aangewend. Mag deze bijdrage eenigen bijval vinden, zoo zal ik haar gaarne door andere van denzelfden aard doen opvolgen, in zoo ver als tijd en omstandigheden dit zullen gedoogen.