In verschillende streken van Japan houdt de bevolking zich bezig met het verzamelen van zeewieren, waaruit zij meerdere producten, rl. agar-agar, jodium en funori, bereidt. De agar-agar verkrijgt men vooral uit Gelidiumsoorten, die de beste kwaliteit opleveren, verder uit soorten van de geslachten Campyloephora, Acanthopeltis, Gracilaria en Ceramium; het product dezer laatsten is echter van mindere kwaliteit, zoodat men ze bij de bereiding met de Gelidium-soorten vermengt. De agar-agar, in het Japansch »kanten« (hetgeen beteekent koude hemel), kan slechts bij koud en droog weer (gedurende de wintermaanden) gemaakt worden. Door de bijzondere eischen, die de bereiding aan het klimaat stelt, kan zij slechts in bepaalde streken met succes geschieden.