Onder de talrijke toeristen, die Napels bezoeken, zullen er wel weinigen zijn, die op hun wandelingen door de stad niet ook een kijkje nemen in het aquarium van het zoölogisch station; het geniet immers de groote eer, door BAEDEKER met twee sterretjes te worden aanbevolen. Toch is het eigenlijke doel van deze wetenschappelijke inrichting bij het meerendeel van die reizigers niet of nauwelijks bekend. Men raag zich dus niet verbazen, dat allen, die geen geld of geen tijd hebben om een reis naar Italië te ondernemen, dikwijls zelfs den naam van het station niet hebben hooren noemen; ik bedoel hiermee niet alleen het groote publiek, maar zelfs de wetenschappelijke mannen, zoolang deze laatsten niet juist in zoölogische of botanische kringen verkeeren. Toch komt het mij voor, dat deze inrichting de belangstelling van alle beschaafden wel waard is, nog daargelaten, dat ieder belastingbetalend Nederlander tot de instandhouding er van bijdraagt, zooals wij straks zullen zien. Dit ter verontschuldiging voor de keus van het onderwerp van dit opstel, dat den zoölogen wellicht afgezaagd zal voorkomen. In het midden van de Villa Nazionale, het fraaie publieke park van Napels, verheft zich op een van de heerlijkste plekken der aarde een wit gebouw, dat reeds van verre tegen het donkere groen der steeneiken afsteekt: dit is het zoölogisch station van Prof. ANTON DOHRN, opgericht tot het onderzoek van de fauna en flora van de golf van Napels. Het is bekend, welk een overwegend belang de zoölogie tegenwoordig heeft bij het onderzoek der lagere diervormen; na de groote omwenteling, welke in die wetenschap door de leer van DARWIN is teweeggebracht, tracht men vooral door de nauwkeurige studie van deze dieren tot de kennis van den stamboom van het geheele dierenrijk te komen. Het is daarbij niet meer voldoende, de verschillende organen grof anatomisch te onderzoeken, maar het mikroskoop moet hier zijn dienst bewijzen om de fijnere structuur der verschillende deelen te leeren kennen; deze moeten daarvoor, hetzij direct na den dood onderzocht worden, of op zulk een wijze geconserveerd, dat zij weinig of geen verandering hebben ondergaan. Maar hoofdzaak is tegenwoordig de ontwikkelingsgeschiedenis; uitgaande van de stelling dat de verschillende toestanden, die een organisme doorloopt gedurende zijne ontwikkeling van het ei af tot in zijn volwassen staat, ons een verkorte voorstelling geven van de organisatie zijner diverse voorvaders in vroegere perioden van de aarde, moet men niet alleen de ontwikkeling van het geheele dier bestudeeren, maar men kan zich zelfs niet meer met een orgaan bezighouden zonder de wordingsgeschiedenis er van te onderzoeken; daarvoor moet men natuurlijk in staat zijn, de jonge dieren geruimen tijd in leven te houden, om de achtereenvolgende trappen van hun ontwikkeling te kunnen waarnemen. Het is dus duidelijk, dat de zoölogen tegenwoordig laboratoria noodig hebben, die in de onmiddellijke nabijheid van de zee gelegen zijn, waardoor de gevonden dieren zooveel mogelijk levend onderzocht, en zoo lang mogelijk in leven kunnen gehouden worden. Daarbij komt nu nog, dat de Middellandsche Zee, zooals in het algemeen de zuidelijke zeeën, veel rijker is aan vreemde en merkwaardige dieren en planten, dan do meer noordelijk gelegen zeeën. De golf van Napels vooral bezit een onuitputtelijken schat van interessante wezens, en is dus een aangewezen plaats voor een dergelijk maritiem laboratorium.