In 1883 ontdekte M. NASSANOFF, een natuurkundige uit Moskou, bij de werkster van onze gewone honingbij (Apis mellifica) een tot dien tijd nog niet beschreven orgaan. Door bemiddeling van A. ZOUBAREFF verscheen een beschrijving van dit orgaan in ’t Zwitsersche Bulletin d'Apiculture en van daar vond ’t zijn weg door de geheele Europeesche vakpers. THOS. WM. COWAN geeft er een afbeelding van op blz. 95 van The Honey Bee, its Natural History, Anatomy, and Physiology, en zegt dat de functie er van onbekend is. ’t Bedoelde orgaan (fig. 1) ligt aan de voorzjjde van ’t rugschild van ’t zesde of laatste achterlijfssegment. In gewone omstandigheden ligt ’t geheel verborgen onder ’t voorlaatste segment. Vaak echter, vooral wanneer de huishouding der bijen op de een of andere wijze in de war is, worden de werksters waargenomen in een eigenaardige houding. Zij heffen ’t achterlijf op en krommen ’t uiteinde daarvan omlaag. In dat geval komt ’t orgaan van NASSANOFF voor den dag en doet ’t zich voor als een ovaalvormige witte band (fig. 2. A). Aan de naar achter gerichte zijde van dezen band vond NASSANOFF een van links naar rechts loopende uitholling, (fig. 2. B) die zich op een doorsnede volgens de lengte van ’t lichaam half-cirkelvormig vertoont, (fig. 1 A). Op deze uitholling monden een groot aantal eencellige klieren (fig. 1 B). ’t Mondingskanaal is chitineus en blijkt dus door instulping van de opperhuid ontstaan te zijn. De kern is in elke kliercel duidelijk waarneembaar.