Het is zeer toevallig dat er veel overeenkomst bestaat tusschen de aanleiding, waardoor ROEMER tot zijn ontdekking werd gevoerd en die, waardoor juist 50 jaar later een Engelschman, BRADLEY, er toe weid geleid, om ROEMER’S hypothese op de schitterendste wijze te bevestigen. Eigenlijk kan men wel zeggen dat BRADLEY, door zijne ontdekking, de snelheid des lichts uit den rang van waarschijnlijke hypothese tot dien van onbetwistbaar feit verhief. Gaan wij de geschiedenis hiervan na. Na den bekenden TICHO DE BRAHÉ had nog geen sterrekundige nauwkeurige plaatsbepalingen aan den hemel verricht. BRADLEY, voorzien van het machtige hulpmiddel der astronomische kijkers, dat BRAHÉ nog niet bezat, was de eerste die dezen arbeid weder opvatte. In ’t bijzonder wilde hij een heldere ster, y uit den Draak, aan zjjnc metingen onderwerpen. Met de meest mogelijke nauwkeurigheid zou de stand van deze vaste ster met bepaalde onveranderlijke punten van het hemelgewelf worden vergeleken. Daartoe had hij een kostbaar en zeer nauwkeurig instrument laten vervaardigen door MOLYNEUX, dat hij te Kew bij Londen deed opstellen. Nauwelijks was het gereed of hij ving zijne waarnemingen aan.