Uit de leer van het geluid is het genoeg bekend, dat veerkrachtige staven, die met een uiteinde b. v. in een klemschroef of een blok hout stevig bevestigd zijn, dwarse trillingen kunnen volbrengen van verschillende snelheid. Het hangt van de lengte, de breedte en de dikte, alsmede van do meerdere of mindere veerkracht der staven af, of deze trillingen snel genoeg zijn om een geluid te geven. De tonen onzer speeldoozen worden op deze wijze door staafjes voortgebracht. Ieder kan trouwens de proef gemakkelijk nemen met stalen breinaalden van onderscheiden dikte, die men tusschen een tafel en een daarop liggend plankje met de hand vastklemt, terwijl een langer of korter stuk buiten den rand der tafel uitsteekt. Ook kan men dan zeer goed waarnemen, dat een staaf gelijktijdig trillingen kan volbrengen van verschillende snelheid, vorm en grootte. Daartoe kieze men voor de proef een zeer dunne naald, die men zoo ver mogelijk late uitsteken, mits zij maar onbewegelijk worde vastgeklemd. Het is doelmatig een groefje in de plank te maken, waarin de naald gelegd kan worden, en dat iets minder diepte moet hebben dan de naald dik is. Nu geve men met den vinger een “knip” aan de naald, dicht bij het punt waar zij de tafel verlaat, of doet dit eerst nadat men de naald bij haar top gevat en terzijde heeft gebogen en daarna losgelaten. Het zal na eenige pogingen wel gelukken om den top der naald zeer sterk gekronkelde lijntjes te zien beschrijven, die dikwijls op het oog reeds in meer eenvoudige kromme lijnen kunnen ontleed worden. Zoo doorloopt hij b. v. kleine kringetjes, wier middelpunt zich in een wijderen cirkel om het evenwichtsstandpunt der naald beweegt. Wie een aangeslagen stemvork bij zijn oor brengt zal zoo niet terstond, dan na eenige herhalingen twee tonen te gelijk hooren, die hot gevolg zijn van op deze wijze samengestelde trillingen. Onlangs was ik getuige van een proef van dezen aard, maar de staaf was ietwat grooter dan een breinaald. Haar lengte toch bedroeg volgens oude opgaven, doch het komt niet op eenige milimeters aan, 241 voet, ik denk dus ongeveer 75 meter. Haar doorsnede neemt naar het vrije uiteinde toe af, en is zeer verschillend van vorm; eerst vierkant, met een zijde van ettelijke meters, daarna achtkantig en veel minder in omvang, en aan het onder uiteinde slechts weinige vierkante meters groot. Zij is verticaal in den aardbodem bevestigd, en om haar in trilling te brengen is een ingespannen arbeid van eenige mannen noodig. De waarnemer — maar laat ik liever de omstandigheden duidelijker meedeelen.