Op een helderen Augustusmorgen reden wij van het bedrijvige en welvarende Schagen naar het kleine Callantsoog, het bescheidenste zeedorpje van Noord-Holland. Ver van de gewone reiswegen, vroeger moeielijk te genaken , bleef het nagenoeg onopgemerkt door de belangstellende Nederlanders die hun eigen land gaarne leeren kennen. De naam Callinge is zeer oud. Een overlevering spreekt van den triomftocht van keizer CALIGULA, die met schelpjes zoeken eindigde, — en van een Callo’s toren, welks grondvesten eenmaal bij Katwijk, zeer ver in zee, gevonden zijn. In de oudste bekende oorkonde (1328) heette het »Callinge in den Oghe”, later eenvoudig »’t Oghe”, »het oog” dat wil zeggen, »het eiland”.