Het is voor da studie van den loop en den oorsprong der vuurbollen en meteoorsteenen van groot belang, den weg te kennen dien zij over onzen dampkring nemen en de plaats waarboven zij zijn vanéén gebarsten en neergekomen. Wegens het onverwachte van het verschijnsel en zijn snellen loop is het hoogst moeielijk om eenigszins nauwkeurige waarnemingen te bekomen. Men moet zich dus met minder nauwkeurige behelpen en daaronder behoort het tijdsverloop tusschen het oogenblik waarop men den vuurstraal ziet en dat waarop men de ontploffing hoort, om — daar de snelheid der voortplanting van het geluid bekend is – daaruit de hoogte of den afstand to bepalen. Het is echter zeer moeielijk om zelfs van overigens zeer ontwikkelde personen eene bruikbare opgaaf van genoemd tijdsverloop te erlangen, vooral indien er een of meer dagen na het verschijnsel verloopen zijn. Het volgende levert een opmerkelijk en zeldzaam voorbeeld van zulk