AUGUST WILHEM VON HOFMANN, den 5den Mei ll. op ruim vieren-zeventigjarigen leeftijd te Berlijn overleden, was in zekeren zin het hoofd der duitsche scheikundigen. De beperking »in zekeren zin” moet hierbij worden gemaakt, omdat de verschillende richtingen, waarin de scheikunde in de laatste tientallen van jaren beoefend wordt, zóóver uiteenloopen, dat men in eene bepaalde richting aan de spits staande niet meer dan een belangstellend waarnemer kan zijn voor hetgeen op een ander veld der zelfde wetenschap wordt gewrocht. Zoo was het ook hier; op het gebied der theoretische scheikunde, waarvoor KOPP de inleiding gaf en die in Duitschland onder leiding van OSTWALD tot grooten bloei geraakte, hoort men den naam van VON HOFMANN niet noemen; in de anorganische scheikunde heeft hij zijne sporen niet verdiend; maar als krachtig bevorderaar der organische scheikunde heeft hij zich een grooten naam verworven. Ondanks deze beperking vond de scheikunde in Duitschland in hem, haren voornaamsten, haast zouden wij zeggen, haren officieelen vertegenwoordiger. Het door hem gestichte en omvangrijke Deutsche chemische Gesellschaft koos hem bij herhaling tot haren voorzitter, de regeering van zijn land erkende zijne verdiensten o. a. door hem in den adelstand te verheffen en tot Geheimer Regierungsrath te benoemen; bij onderscheidene wereldtentoonstellingen was hij de ziel en de woordvoerder der commissie, die omtrent de vorderingen der scheikundige industrie verslag uitbrengen moest; tal van groote mannen in zjjn vak werden door hem in welsprekende en hoogst belangrijke redevoeringen herdacht. Om hiervan slechts enkele voorbeelden uit de laatste jaren te noemen herinneren wij aan de altijd waardige taal, waarin hij WILL, HEINRICH KOPP, STAS in hun werkkring en karakter schetste in vergaderingen van het Deutsche chemische Gesellschaft, waarin hij bij de onthulling van de standbeelden van LIEBIG en van WÖHLER te Giessen en te Göttingen deze mannen voor zijn gehoor als herleven deed. Een groot aantal van zulke herinneringswoorden werden in zijne Erinnerung an vorangegangene Freunde in 1888 verzameld en uitgegeven. Klassiek is ook het opstel door hem in een extra-nommer van het engelsche weekblad Nature (6 Februari 1880) aan het leven en werken van J. B. A. DUMAS gewijd; hiervan verscheen korten tijd later eene fransche vertaling en na den dood van DUMAS eene duitsche bewerking.