De Julimaand was voorbij. De bevolking van onze middelbare scholen was wijd en zijd verspreid; wie daartoe eenigszins in staat was, had in de schaduw van hooge boomen en langs liefelijke waterbeken rust gezocht. Slechts enkele scholen waren niet verlaten; men zag er bekende en onbekende gezichten van jongeren en van ouderen: van jongeren, vol verlangen naar een diploma dat hen in staat zou stellen elders hun levenstaak op te vatten, en van ouderen, dit jaar als rechters over de rechtmatigheid van de verlangens der jongeren aangesteld. Half Augustus hebben ook deze allen de schoolgebouwen ledig gelaten. Nu hier dan daar is het uur der verlossing geslagen , eene verlossing niet het minst voor de examinatoren, die den arbeid van den afgeloopen cursus hadden voleindigd om een niet minder inspannende taak te aanvaarden. Op 21 Augustus hadden ook zij eenige dagen van de voor hen zoo noodige ontspanning gekend.