Onder herinnerings-verraogen verstaat men de eigenschap der elementen van het centrale zenuwstelsel om indrukken te bewaren en te reproduceeren. Wanneer door een onzer zintuigen, b.v. het oog, een indruk van buiten wordt opgevangen, stellen wij ons voor, dat eene verandering in ons netvlies door de gezichtszenuw naar onze hersenen wordt voortgeplant. Dezen indruk in onze hersenen beantwoordt aan hetgeen wij, psychologisch gesproken, eene gezichtsvoorstelling noemen. Wanneer nu de indruk van buiten ophoudt in te werken, gaat de daarmede gepaard gaande verandering in onze hersenen niet verloren, maar er blijft een verzwakte indruk na. Dezen verzwakten indruk noemen wij een herinnerings-beeld. Hoe meer de primitieve indruk zich herhaalt — dat wil in ons geval zeggen — hoe meer wij een zelfde voorwerp zien, des te sterker en duidelijker wordt het herinnerings-beeld, of, wat hetzelfde is, des te constanter wordt in de hersenen de primitieve verandering bewaard, geconserveerd, en des te gemakkelijker wordt het herinnerings-beeld te voorschijn geroepen, gereproduceerd.