De zwaan is onder het watergevogelte, wat de pauw onder het landgevogelte is. Om hun statigheid en trotschheid worden ze beide bij ons uitsluitend als siervogels gehouden en nemen als zoodanig een eerste plaats in. De zwaan is eigenlijk slechts een half huisdier te noemen, daar de mensch hem alleen gelegenheid tot voortplanting geeft en hem verder aan zich zelf overlaat. Toch zijn hier enkele uitzonderingen, waarvan we een paar willen noemen. Het gevederte bij de jongen van den gewonen zwaan (Cygnus olor) is gewoonlijk grijs. Dit grijze dons verandert na een paar maanden in licht grauwe veeren, die eerst het volgende jaar door geheel witte worden vervangen. Toch komen er in een zelfde nest terzelfder tijd ook wel geheel witte jongen voor en uit deze, die men voor een Albinovorm kan aanzien, heeft men een constante soort gekweekt, de zoogenoemde Wit geboren Zwaan (Cygnus immutabilis = onveranderlijke Zwaan).